Lijst met Indonesische kruiden Asem – Tamarinde(Tamarindus Indica) is het samengeperste vruchtvlees van de tamarinde. Asemwater maak je door een stukje asem ter grootte van een walnoot in 2 a 3 eetlepels warm water te weken en enige tijd laten staan. Zeef de pitten en vezels eruit. De bruine drab die overblijft is asemwater
Brambang – Bawang merah – Sjalot. In originele Indonesische recepten gebruikt men brambang, dit zijn kleine rode uitjes die je bij de toko in de koeling kan krijgen. De smaak van brambang is sterker dan die van sjalotjes. Een brambang is ongeveer zo groot als een duimkoot, houd hier rekening mee bij het gebruik van ui of sjalot (1 sjalot is ongeveer 2 brambang). Toepassing: dunne schijfjes of fijnwrijven
Bawang putih – Knoflook. Knoflook wordt in veel Indonesische gerechten spaarzaam toegepast. De smaak van knoflook mag nooit overheersen , dat zou menig heerlijk gerecht kunnen bederven. Toepassing: dunne schijfjes of fijnwrijven
Cengkeh – Tjinkeh – Kruidnagel
Djahe – Gember. Gember wordt als geurmiddel en specerij in zeer veel gerechten gebruikt. Het neutraliseert een vette smaak. Toepassing: verse gember eerst schillen en dan platstampen, soms fijnwrijven
Daun Jeruk Purut – Djeruk poeroetblaadjes – Citrus hystrix. Blaadjes van een javaanse limoensoort. Het geeft een limoen-achtige smaak. Je bakt en/of kookt ze mee met een gerecht.
Djintan – Komijnzaad. Djinten is een onmisbaar kruid in de Indonesische keuken, het is niet scherp en verleent een frisse smaak aan menig gerecht.
Gula Jawa – Gula Djawa – Javaanse suiker. Suiker gewonnen uit de arenpalm. Het ziet donkerbruin, is zeer geurig. Kan worden vervangen door gewone suiker
Kemiri is de noot van Aleurites Moluccana. met een sterke smaak. Ze worden voor gebruik gepoft en fijngewreven en zorgen dan voor een fluweelachtige smaak van een gerecht. In de toko zijn de kemirinoten al gepoft.
Kencur – Kentjoer – wortel van Kaempferia Galanga. Het wordt gebruikt om gerechten op smaak te brengen. Het is vers te koop, maar ook gedroogd. De smaak heeft iets van citroen en gember. Omdat kentjoer een sterke reuk en smaak heeft moet u er dus niet teveel van gebruiken.
Kare – Kerrie. Een kruidenmengsel met Koenjit, Ketumbar, Cengkeh, Jahe, Lombok, etc. De verkrijgbare mengsels zijn verschillend van samenstelling en dus ook van smaak.
Daun Pandan – Pandanblad. Een blad van de pandanboom ofwel schroefpalm. De lucht van pandan ontwikkelt zich bij het verwelken, de verse plant is bijna reukloos. Bij het drogen vervliegt de reuk weer. Droge Pandanrijst is een dure, geurige rijstsoort een heeft niks met Pandan te maken. Nasi Pandan is wel bereid met pandanblad.
Kecap – Ketjap. Sojasaus gemaakt uit sojabonen, waarvan verschillende kruiden o.a. anijs zijn toegevoegd. Ketjap manis die zoetig is en Ketjap asin die zout is.
Ketumbar – Ketoembar – Korianderzaad. Zacht van smaak en geurig. Lijken op peperzaad. Toepassing: Fijnwrijven (Poedervorm)
Kluwek – Kloewek. Een soort noot, vrij groot, donkerbruin van kleur en met zwarte vruchtvlees.
Kunyit – Kunir – Koenjit – Koenir – Kurkuma – Geelwortel. Het geeft niet alleen aroma maar ook een mooie gele kleur aan de gerechten. Koenjit is zowel in wortelvorm als gemalen verkrijgbaar. Teveel gebruik van koenjit leidt tot een bittere bijsmaak aan de gerechten.
Kelapa – Klapper – Kokos. De omhulsel van Kokosvrucht wordt eerst verwijderd voordat ie wordt geëxporteerd. In Nederland zien we alleen de binnenkant, de Kokosnoot. De kokosnoot is hol, gevuld met Kokosmelk. Jonge kokosmelk is heerlijk te drinken. Nadat de kokosmelk is verwijderd hakt men de noot open en schraapt men het vruchtvlees.
Santen – Kokoscreme. Het vruchtvlees van Kokosnoot wordt geraspt en met wat water wordt het geperst (Indonesische moeders doen dat met de hand). Dit wordt Santen genoemd. Santen bevat dus water. Een Santenblok bestaat alleen uit crème, dit moet dus nog worden aangelengd met water. Overgebleven vruchtvlees wordt gedroogd en heet Kokosmeel. De vroege Indo′s in Nederland gebruikten gewone melk als vervanger van Santen.
Kokosmeel is geraspt en gemalen vruchtvlees van de kokosnoot waaraan het water is onttrokken. Wordt in supermarket ook wel verkocht.
Laos is de wortelstok van de Alpinia galanga. De smaak is scherp en prikkelend, de geur zeer aangenaam. Toediening: Verse Laos eerst schillen en dan platstampen.
Lombok rawit is een kleine en heel scherpe peper. Gebruik deze pepers alleen in gerechten die heel heet mogen worden.
Pala – Nootmuskaat. Heeft een warme, heel subtiele smaak, die past bij hartig en zoet. Gebruik het vers geraspt, want gemalen nootmuskaat verliest snel zijn smaak.
Petis een soort vispastei, enigszins vloeibaar die wat weg heeft van trassie.
Daun Salam – Laurierblad. Een Indonesisch laurierblad, alleen veel sterker van smaak. Je kunt ze eventueel vervangen door gewone laurierblaadjes. Je moet ze wel meekoken, omdat dan pas het aroma zich ontwikkeld.
Sereh – Citronellagras. Een kruid met een citrusachtig aroma. Is als stengel en in poedervorm te koop. Toediening: Stengel 1x platstampen
Taotjo is een donkerbruine brij gemaakt van gegiste sojabonen. Het wordt gebruikt bij de bereiding van vlees, kip en vis maar vooral ook in tahoegerechten.
Trasi wordt van garnalen bereid, die men zo lang laat fermenteren tot een lichtbruine pasta van zeer sterke geur (sommigen noemen het stank) ontstaat. Deze massa wordt tot platte koeken geperst, gedroogd en verpakt.